OVW bataljon Friesland, 1-9 R.I., is voortgekomen uit de Binnenlandse Strijdkrachten van Friesland en kent dus een verzetsverleden. Eind maart 1946 werd het bataljon door het Britse SEAC toegelaten op Java en in april werd het bataljon verplaatst naar Tjimahi.

Op 22 juli 1947 begon voor het bataljon de 1e politionele actie ingedeeld bij de  ‘Bliksembrigade’. Een  colonne met een lengte van zo’n 70 km en rond de 1400 voertuigen bereikte aan het eind van de eerste actiedag Lebakdjatie. De dag daarna stormde de colonne via Soemedang, Kadipaten naar Cheribon. Later werd doorgestoten naar het zuiden over de goenoeng Slamet. Op 1 augustus namen de 1e en 2e cie deel aan de opmars naar Tjilitjap maar kwamen verder niet in actie. De 1e en 4e cie. trokken samen met Inf.V.KNIL op naar Gombong. De 3e cie. nam de bewaking over van het vliegveld Wirasaba. Daar de V-brigade marsvaardig moest blijven voor eventuele verdere acties werd het bataljon geconcentreerd in Poerbalingga. Hierdoor kon de omgeving niet gezuiverd worden. Maar eind augustus trok het bataljon naar buiten en had posten te Boekatedja, Bobotsari en Soekaredja.

Bij één van de acties werden in een kampong meerdere gewond geraakte TNI-soldaten gevangen genomen. Toen ze na twee maanden genezen uit het hospitaal kwamen werden ze op eigen verzoek ingezet als djongos (hulpje) en barkeeper in de officiersmess. Na de wapenstilstand wilden ze niet terug naar de eiegen tropen en bleven minimaal een jaar bij de Friezen in dienst.

De Friezen hadden een zware tijd en liepen vele acties zoals de herbezetting van Belik naast de acties Bandjar en Bandjanegara. Eind 1947 kon de patrouille-activiteit verminderd worden. Na de wapenstilstand op 17 januari 1948 trad er een periode van rust in. Op 27 april werd het bataljon afgelost. Op 7 juni vertrok het bataljon naar Batavia om te repatriëren.

De Friezen stonden bekend om hun humanitaire acties ten behoeve van de bevolking, meer specifiek ook de Chinese minderheid. Waar de Friezen kwamen gingen de bioscopen ook weer open hetgeen een symbool was van de herstelde rust en veiligheid. Bekend is het verstrekken van extra groente aan dankbare kampongbewoners die vaak de woekerprijzen als gevolg van schaarste niet konden betalen. Het Nederlandse Binnenland Bestuur sprong dan bij.

Zij openden meerdere poliklinieken maar door het ontstellend aantal zieken was voldoende geneesmiddelen vaak een uitdaging. De Friezen hadden voor al hun successen aanmerkelijk minder mensen nodig dan de Britten hetgeen de Britse Lt.Generaal Hawthorne deed uitroepen: “Troops, second to none”.

Bij hun opmarsen oa van Tandjongsari tot Slawi reden de Friezen onafgebroken door een haag van juichende bevolking. Reactie van de bevolking: voor de oorlog was het goed, ieder had eten en werk en weinig zorgen. Onder de Jap was het ernstig en de Republiek deed het ook niet veel beter. Willekeur, honger en nauwelijks kleding te krijgen. “Banjak soesah”. Nu keren de Belanda’s weer terug en met hen betere tijden. De Friezen gaven extra aandacht aan gezondheidszorg, voeding en veiligheid naast het herstel van infrastructuur.