Het Nederlandse 1 OVW regiment Jagers was onder meer actief op Java en Sumatra. Bij de inzet op Sumatra trokken in augustus 1947 Jagers van dit bataljon naar de kampong Pasar Oesang. Hier troffen ze een grote groep christenen, afkomstig van het eiland Nias, onderdrukt en uitgebuit tijdens de Japanse bezetting. Na de Japanse overgave werden zij door soldaten van de ‘Repoeblik’ tot dwangarbeid gedwongen. Oorspronkelijk bestaande uit zo’n vierduizend personen, maar door ontberingen geslonken tot een groep van 1800 mannen, vrouwen en kinderen. Uitgehongerd als ze waren, werden ze gedwongen activiteiten tegen de Nederlandse militairen te ondersteunen zoals het plaatsen van trekbommen. Velen waren gekleed in boomschors bij gebrek aan kleding. Door een gedurfde actie van de Jagers werden zij meegenomen naar het kamp van de Jagers, verzorgd, gevoed en gekleed.

De Niasse pendita (hulpdominee) schetste hun droevige geschiedenis. Na de verzorging en voeding kwam een oude, sterk vermagerde man naar voren. Hij nam zijn trompet en blies het Wilhelmus uit dank. Niassers zongen het Wilhelmus – in het Maleis – mee. Deze gebeurtenis heeft diepe indruk gemaakt op alle aanwezigen, tot op hoge leeftijd. Ook diverse kranten en periodieken besteedden aandacht aan deze reddingsactie. Ondanks vele bronnen die dit voorval beschrijven, zoals de contemporaine periodieke pers, diverse egodocumenten als literatuur, is deze actie anno 2021 bij bepaalde onderzoekers en onderzoeksinstituten niet meer bon ton.  Feit is dat de actie plaatsvond, het Wilhelmus werd geblazen én gezongen in het Maleis en de gebeurtenis diepe indruk bij de aanwezigen achterliet.

Een suggestie om dit positieve verhaal als artikel op te doen nemen in de Defensiebladen en/of Checkpoint werd helaas niet gehonoreerd.

Klik hier voor het artikel in Trouw van 4 september 1947.