Het OVW-bataljon 8(IV)-RS was samengesteld uit leden van de Binnenlandse Strijdkrachten uit het gehele land. Het werd opgericht op 20 september 1945 en reisde via Engeland, waar het werd voorzien van uitrusting, naar Indië.

Tegengehouden door SEAC moesten ook zij uitwijken naar Malakka. Dit verbod is in maart 1946 opgeheven.

In maart 1946 vertrok het bataljon naar Menado op Noord-Celebes en werd verdeeld over de Grote Oost om bewakingstaken te verrichten. Zo kwamen er delen van het bataljon te liggen in o.a. Menado, Morotai, Hollandia, Merauke. Sorong, Manokwari en Halmahera.

Vanaf juli 1946 werd het ingezet op Bali. Hier werd het bataljon met Inf. X, XI en XII KNIL (Gadjah Merah) bijeengebracht in de Y-Brigade. Na de pacificatie van Bali vertrok het bataljon op 24 oktober naar Palembang. Deze plaats was gedeeltelijk in handen van de TNI die op 28 december, gesteund door strijdgroepen als de Laskar Rajat en Banteng Itam, een aanval opende op de Nederlandse positie met name het Charitas ziekenhuis en de Javabank. Na zware gevechten werd er op 5 januari 1947 een wapenstilstand afgekondigd en werd de demarcatielijn vastgesteld.

Tijdens de 1e politionele actie, op 21 juli 1947, moest het bataljon Batoeradja, de kolenvelden bij Boekit Assam, Moearaenim en Lahat bezetten (Operatie Utrecht).

Op 1 juni 1948 werd het bataljon afgelost door 4-1 RI en vertrok het op 10 juni 1948 naar Batavia van waaruit het zou repatriëren.

Het gedenkboek Het reizende bataljon: herdenkingsboek 8 RS. Stoottroepen en KNIL (Gadja Merah) in de Y-brigade 1944-1948. Hilversum, 1996 gaat nader in op de geschiedenis en de humanitaire zaken verricht door dit bataljon gedurende hun inzet in Nederlands-Indië.

Enkele voorbeelden van humanitaire acties: 

  • Het redden van drie kinderen van een verdrinkingdood in zee waarbij majoor Böck omkwam (p. 133).
  • Nadat de aanval op hun posities bij Palembang was afgeslagen was men in staat de verhongerende bevolking te helpen met voedsel en een Rode Kruisteam en kleding.
  • De Chinese bevolking werd bijgestaan nadat bleek dat de vijand vele honderden Nederlandsgezinde Chinezen, mannen, vrouwen en kinderen, in december 1946 had “gekapt” (Japanse term voor onthalzen). Bij de aanval van de vijand bleek dat ze zelf dekking zochten achter aan elkaar gebonden gevangenen (p. 164) en snipers lieten optreden vanuit een moskee (p. 168). Misdadig gedrag van de tegenstanders.
  • Een mooi voorbeeld is ook het adopteren van een weeskind wiens ouders door de Japanners waren gedood. Hij werd Johnny ILKA (omgekeerde van Kali) genoemd. Johnny werd gevoed, gekleed en kreeg op kosten van het bataljon een opleiding waarvoor een aparte studiekas werd opgezet zodat hij evt. desgewenst ook in Nederland scholing zou kunnen volgen.
  • Jaren na de onafhankelijkheid in december 1949 reisden meerdere Stoters naar Indonesië en verzoenden zich met Indonesische veteranen. Door financiële bijdragen van Stoters kregen protestantse inwoners van Solo een nieuwe kerk.
  • In 1974 werd opgericht de “Vereniging Vrienden Unsrat Wenang” die de universiteit in Manado (UNiversitas Sam Ratulangi Wenang) steunde en meerdere studenten hielp met studiebeurzen en uitwisselingen.
  • Op 10 juli 1984 werd de Stichting “Veteran Kris” in Hilversum opgericht als samenwerkingsverband met Indonesische veteranen. Samen steunden ze projecten voor de bevolking van Sulawesi zoals een polikliniek bij een bejaardentehuis waar ook vml KNIL-militairen woonden. Een vredesdorp in Noord-Sulawesi is nog in bespreking.